De wonderlijke rechtswereld in Alkmaar (3)

In de zomer van 2011 daagt de oud-raad van toezicht van Beter Wonen het bestuur van de woningbouwvereniging voor de rechter om betaling van kosten en gemaakte uren af te dwingen. Opnieuw een memorabele ontmoeting met de rechtbank in Alkmaar, ditmaal in een bodemprocedure.

De oud-RvT vordert dat het bestuur de kosten betaalt die de oud-RvT vanuit haar functie heeft moeten maken. Onder andere een torenhoge advocatenrekening, vanwege het feit dat het bestuur de oud-RvT voor de rechter daagde (zie dl.1). Ook eist de oud-RvT vergoeding van de honderden uren die zij heeft besteed aan de vereniging, voor een belangrijk deel als gevolg van tegenwerking door het bestuur.

Op 13 juli 2011 spreekt de rechter mr. M. Kraefft een tussenvonnis uit. Daarin wordt alleen een beslissing genomen over het dossier van de raad van toezicht. De oud-RvT heeft aangegeven dat, als er een rechtmatige nieuwe RvT is, zij aan de nieuwe RvT het dossier zal overdragen. 


Analyse

1. De rechtbank bepaalt echter dat de oud-RvT het dossier moet overdragen aan Beter Wonen (lees: het bestuur). Daarmee krijgt het bestuur inzage in overwegingen en beraadslagingen van het orgaan dat toezicht moet houden op datzelfde bestuur. 
Conclusie: een werkelijk kolderieke beslissing die haaks staat op de onafhankelijke positie die een RvT geacht wordt in te nemen en regels van good governance.

2. Over de door de RvT gemaakte kosten zegt de rechtbank: ’De voormalige raad van toezicht heeft nu eenmaal niet de bevoegdheid om zelfstandig, zonder overleg met en toestemming van (het bestuur) van Beter Wonen, uitgaven te doen om zijn taak uit te oefenen. De statuten geven de bevoegdheid niet en uit de wet volgt zij evenmin.’
Daaruit volgt, volgens de rechter, dat de oud-RvT en bestuur met elkaar in overleg moeten treden over de inschakeling van externe adviseurs. Daarbij dient te worden bezien (door wie?, bl) of de inschakeling past binnen de taakuitoefening.
Conclusie: met geen woord rept de rechter van de onafhankelijke positie van de RvT!

3. Vervolgens gaat de rechter weer een andere kant op. Hij stelt dat redelijke kosten door de RvT gemaakt in het kader van een redelijke taakuitoefening, in beginsel dienen te worden vergoed. (Let op 2x redelijk!)

4. Beter Wonen dient daarom de kosten te vergoeden 'tot het moment waarop objectief bezien gezegd kan worden dat geen sprake meer is van redelijke kosten of redelijke taakuitoefening’. Dat moment is volgens de rechtbank de algemene ledenvergadering(ALV) van 18 december 2009. In deze vergadering heeft volgens de rechtbank de ALV besloten om de schorsing van de voorzitter van BW door de oud-RvT op te heffen en erop aangedrongen dat het bestuur en de RvT hun meningsverschillen proberen op te lossen met mediation.
Interessant is dat de rechtbank het niet van belang vindt dat de RvT deze vergadering ongeldig heeft verklaard. 
Conclusie: Waarom legt de rechtbank de schorsing van de ALV door de RvT zomaar terzijde? En waarom neemt zij a priori aan dat de besluiten die daar zijn genomen rechtsgeldig zijn? Hoe objectief is dit alles bezien?

5. Ook schrijft de rechtbank dat de RvT wil overgaan tot het schorsen van de andere twee bestuurders. De rechter volgt hiermee de uitspraak van mr. A.H. Schotman in feb. 2010 (dl. 1). De grote fout die Schotman maakte, door twee totaal verschillende schorsingen met verschillende gronden op één hoop te gooien, wordt simpelweg door mr. Kraefft overgenomen. 
Conclusie: een voorlopige voorziening krijgt nu ineens kracht van bewijs.

6. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat, omdat de RvT zowel de opheffing van de schorsing van de voorzitter als het voorstel tot mediation in de wind heeft geslagen, na de ALV van 18 december 2009 geen sprake meer is van een redelijke taakuitoefening. Ergo: de kosten na 18 december 2009 hoeven niet te worden vergoed.
Conclusie: Op een belangrijk punt komt de rechtbank niet met een onderbouwing, namelijk over de redelijkheid van de taakuitoefening. Dat de RvT een onrechtmatig ALV schorst, is dat onredelijk? Is het negeren van de besluiten op diezelfde onrechtmatige ALV onredelijk? In ieder geval wel consequent. De rechtbank wekt de indruk dat zij van meet af aan op de lijn van het bestuur zit en met groot gemak onderbouwde besluiten van de RvT terzijde te schuift.

7. Ook over de urenvergoeding neemt de rechtbank een standpunt in dat ook twijfels oproept over haar onafhankelijkheid. Volgens de rechtbank ’heeft de voormalige RvT niet ontkend dat de geldende vergoedingsregeling een vast bedrag van € 616 per persoon per jaar inhoudt. Een andere vergoedingsregeling is niet door de algemene ledenvergadering vastgesteld.’
Conclusie: de RvT heeft juist wel betwist dat de vergoeding van 616 euro, weliswaar gangbaar,  een geldende regeling was. Daarover is nl. nooit een besluit door de ALV genomen. Het bestuur kon zo’n besluit ook niet overleggen. De rechtbank ging echter volledig af op de niet-onderbouwde redenering van het bestuur. Bovendien miskent de rechter dat een jaarvergoeding van € 616 niet serieus te nemen is, als een RvT haar taak gedegen wil uitoefenen.

*            *            *

In dit tussenvonnis laat de rechtbank zich allesbehalve van een onafhankelijke zijde zien. Ook beslist zij voort op een eerdere uitspraak/voorziening van dezelfde rechtbank (zie 5.)  waarbij de rechter destijds (mr. A.H. Schotman) volledig buiten zijn boekje ging.
Deze muis krijgt een interessante staart. Omdat er nog geen eindbeslissing is genomen – bepaalde kosten moeten nog nader moeten worden gespecificeerd – krijgt de oud-RvT de kans om de tussenbeslissing aan te vechten via een nader pleidooi. Dat vormt de opmaat voor een volgend ’hoogtepunt' in de wonderlijke rechtswereld  van Alkmaar.










Geen opmerkingen:

Een reactie posten